Aan de overkant van onze keet stond de vlechtloods. Betonvlechters waren daar bezig om het betonijzer in de juiste proporties te buigen en te knippen. Het viel mijn collega’s en ik op dat een aantal betonvlechters dagelijks, rond schafttijd, om de flat Gliphoeve I liepen richting de Elsrijkdreef. Op zich was dat niet vreemd natuurlijk want overal stonden flats en liepen er bouwvakkers rond. Maar de flat Gliphoeve I was qua ruwbouw al helemaal klaar en er werd op dat moment gebouwd aan de flat Gliphoeve II. Deze lag t.o.v. de Elsrijkdreef aan de andere kant van Gliphoeve I. We dachten dat de vlechters dus dagelijks een ommetje maakten. Op een dag vroegen we het aan hen en ze moesten lachen. Ze vertelden dat ze de vissen aan het voeren waren. Wij keken waarschijnlijk dom maar snapten er niets van.
“Loop maar met ons mee”, zeiden de vlechters tegen ons. We liepen met een groepje om de flat Gliphoeve I heen richting Elsrijkdreef. Na een paar honderd meter zat er onder de dreef een viaduct. Dit viaduct liep over een watertje heen. Ik had het idee dat het watertje ergens in de Weespertrekvaart zijn oorsprong had en dat het later tussen de flats doorgetrokken zou worden. Maar onder het viaduct hield het watertje op en er zat een soort houten bekisting tussen het riet, waarmee het water afgesloten werd. Er was ook een houten vierkante bak zichtbaar met een houten deksel er op. De vlechters haalden het deksel los en we zagen dat het in de bak krioelde van de palingen. “We vangen ze zo af en toe” zeiden ze. Ze tilden er een paar uit en we zagen dat het geen kleine jongens waren en sommige waren moddervet. Met open mond staarden we naar de vlechters. Ze zeiden lachend “willen jullie een pondje?”.
Ik weet niet of ze er echt in handelden. Het was in ieder geval niet algemeen bekend. Eén van ons zei “jullie zijn geen vlechters maar stropers”. Als ik anno 2022 op de kaart dan weet ik bijna zeker dat de betreffende plek het slootje was wat nu parallel aan het Strandvlietpad ligt.